Artikel van de Maand - augustus 2011

Verstreken dag- en jaardeel


De antieke uren verdelen de lichte dag, van zonsopgang tot zonsondergang, in 12 gelijke uren.
De lengte van een uur verandert dus per dag omdat de daglengte van dag tot dag verandert, behoudens op de evenaar.

De telling van de antieke uren begint bij zonsopkomst met het eerste uur.
Het laatste uur is het twaalfde uur en eindigt bij zonsondergang.
De ware middag eindigt na het zesde uur en dan begint het zevende uur.
Deze telling is dus anders dan wij gewoon zijn. Wij tellen in tijdstippen. Het is ... uur.

De uurlijnen geven in feite dan ook aan welk deel van de dag is verstreken, namelijk het n/12e deel.
Deze gedachtegang bracht Eugène Roebroeck in 1993 op het idee een zonnewijzertje te maken waarin deze dagdelen worden aangegeven, maar dan in de volgende reeks:
1/6, 1/4, 1/3, 1/2, 2/3, 3/4, 5/6 deel van de dag.
Dit is te lezen in de tekst:
"De schaduwtop wijst het verstreken dagdeel aan"

Links op het zonnewijzertje is nog te lezen:
"De zon vlucht voor de zon
Voortvluchtige zonnen"


Eenzelfde gedachtegang bracht Eugène op het idee om ook de seizoenen op gelijksoortige wijze te tellen en hij maakte nog een tweede zonnewijzertje, waarin de jaardelen worden aangegeven.
Dit is te lezen in de tekst:
"De schaduwtop wijst het verstreken jaardeel aan"

Het jaar begint bij de winterboog en die wordt nu genoemd: einde herfst.
Dan volgen:
de equinoxlijn als einde winter
de zomerboog als einde lente
de equinoxlijn als einde zomer

De jaardelen worden geteld als 1/4, 1/2, 3/4.
Bij de datumlijnen zijn dan ook de volgende teksten vermeld.
"Einde herfst"
"Einde winter of einde zomer 1/4 of 3/4"
"Einde lente 1/2"

Links op het zonnewijzertje is nog te lezen:
"Seizoenen
Bloeien en verdorren
Jaren gaan"


Fer de Vries

Idee en realisatie: Eugène Roebroek, 1993.
Adres: Mauritsdwarsstraat 4+6, Groningen.
Foto's: Frans Maes