< vorige
Zonnetijd en kloktijd
volgende >

4. Tijdzones en zomertijd

Toen postkoets en trekschuit nog het openbaar vervoer verzorgden, hanteerde elke plaats zijn eigen plaatselijke tijd. Soms, als de torenklok nauwkeurig liep, was die al vervangen door de middelbare plaatselijke tijd. Maar toen de stoomtrein en de telegrafie hun intrede deden, in de eerste helft van de 19e eeuw, werd dat toch wel lastig.

Op de meridiaanconferentie in 1884 werd dit probleem opgelost door de invoering van tijdzones, van - in principe - 15° breed. In een tijdzone zou overal dezelfde tijd gelden, de zonetijd (niet te verwarren met de zonnetijd), dat is de plaatselijke middelbare tijd op de centrale meridiaan van de betreffende tijdzone. Tussen naburige tijdzones zouden de zonetijden een uur verschillen.

Als primaire meridiaan werd die van Greenwich gekozen. De eerste tijdzone loopt dan van 7,5° westerlengte tot 7,5° oosterlengte. De tijd in die zone heet de West-Europese Tijd (WET), in het Engels Greenwich Mean Time (GMT). De centrale meridianen van de andere tijdzones liggen telkens 15° verder naar het oosten en het westen.

Dit is een kaart van de huidige tijdzone-indeling:

Klik op de kaart voor een grotere weergave (bron: Landenkompas.nl).


Hoewel Nederland en België geheel in de tijdzone van Greenwich liggen, hebben ze als wettelijke tijd de zonetijd van 15° OL gekozen, de Midden-Europese Tijd (MET). Dat is onder andere de middelbare plaatselijke tijd van Görlitz, een stad op 15° oosterlengte aan de Duits-Poolse grens.

Het verschil tussen de middelbare plaatselijke tijd en de zonetijd is afhankelijk van de plaatselijke lengtegraad. Voor Utrecht bijvoorbeeld, op 5° OL, is het lengteverschil 10°, oftewel 40 minuten in tijd (15° per uur = 1° per 4 minuten). De zon staat in Görlitz 40 minuten eerder in het zuiden dan in Utrecht. Die 40 minuten heet de lengtecorrectie. Als het 12 uur MET is, is de middelbare plaatselijke tijd in Utrecht 11.20 uur.

De lengtecorrectie varieert in Nederland van 31 minuten voor Oost-Groningen tot 47 minuten voor de westpunt van Zeeuws-Vlaanderen. In België ligt deze tussen 34 en 50 minuten.

 

Zomertijd

In 1977 is in Nederland en België de zomertijd ingevoerd, waarbij de klok 's zomers nog een uur vooruit gezet wordt en dus de middelbare tijd op 30° OL wijst. Dat is de op meridiaan die o.a. door Caïro en Sint Petersburg loopt. Die tijd wordt de Midden-Europese Zomertijd (MEZT) genoemd en is gelijk aan de Oost-Europese Tijd (OET). De zomertijd geldt tegenwoordig gedurende zeven maanden, van het laatste weekend van maart tot het laatste weekend van oktober.

Zoals bekend, is er momenteel in Europa een discussie gaande over het afschaffen van het halfjaarlijkse voor- en achteruitzetten van de klok, en wat dan de wettelijke tijd moet worden.

Meer over tijdzones, zomertijd en de geschiedenis van de wettelijke tijd in Nederland is te vinden op de website van Rob van Gent. Voor België, zie de website van de Koninklijke Sterrenwacht.

< vorige volgende >